14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN: AZ0706, BK-04/04457
Een handelaar in plezierjachten leverde in 1998 twee nieuwe jachten via een ingewikkelde fiscale constructie die bedoeld is om plezierjachten door de tussenkomst van een in een andere EU-lidstaat gevestigde onderneming uiteindelijk vrij van omzetbelasting aan particuliere gebruikers over te dragen. De handelaar verwerkte deze transacties als intracommunautaire leveringen en paste daarop het nultarief toe. De in België gevestigde afnemer/tussenpersoon verwerkte de transacties als intracommunautaire verwervingen. De inspecteur legde na een boekenonderzoek bij de leverancier een naheffingsaanslag op ter correctie van het nultarief. In de procedure voor Hof Den Haag gaf de inspecteur een uiteenzetting van de wijze waarop de constructie in de praktijk werkt. De leverancier was van mening dat voor toepassing van het nultarief vervoer van de geleverde goederen naar een andere lidstaat niet nodig was wanneer de afnemer de transactie als een intracommunautaire verwerving aangaf. Het Hof wees dat standpunt af. Een ondernemer moet de toepasselijkheid van het nultarief met boeken en bescheiden kunnen aantonen. Volgens het Hof slaagde de handelaar er niet in het gevraagde bewijs te leveren. Op geen enkele wijze maakte hij aannemelijk dat de plezierjachten feitelijk zijn vervoerd naar België. Daarnaast had de handelaar een gebruikt jacht verkocht met toepassing van de margeregeling. Dat was niet toegestaan omdat de handelaar geen inkoopverklaring van het plezierjacht had en er evenmin op andere wijze kon worden aangetoond dat de margeregeling niettemin terecht was toegepast. Het Hof kwam tot de conclusie dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.