5 december 2002 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2002/1006M
Onder de wet IB 1964 bestond een regeling ter matiging van de progressie in het belastingtarief voor nabetaalde inkomsten. Die regeling stond bekend onder de naam uitsmeerregeling. Die regeling is nu doorgetrokken tot na 1 januari 2001 voor inkomsten, die ook betrekking hebben op de jaren tot en met 2000. De regeling geldt voor nabetaalde inkomsten uit vroegere of tegenwoordige dienstbetrekking en voor periodieke uitkeringen, mits de inkomsten zijn genoten in de vorm van betalingen, die betrekking hebben op een periode van tenminste zes maanden in een eerder jaar dan het jaar van uitbetaling. Voorwaarde is, dat door vertraging de uitbetaling plaatsvindt op een later tijdstip dan waarop het recht op de uitbetaling is ontstaan. De matiging werkt als volgt. De uitbetaling wordt belast tegen het gemiddelde marginale belastingtarief van de genieter voor de jaren waarop de uitbetaling betrekking heeft. Het gemiddelde marginale tarief is minimaal gelijk aan het tarief van de eerste schijf in het jaar van betaling. Is het inkomen uit werk en woning zonder de nabetaling negatief, dan wordt het gemiddelde tarief toegepast over het positieve deel van het inkomen uit werk en woning inclusief de nabetaling. De matiging vindt slechts plaats voor zover het verschil in belasting meer bedraagt dan € 545. De drempel wordt verlaagd indien in de laatste drie jaren van de uitsmeerregeling de regeling al eerder is toegepast. Voor toepassing is een verzoek nodig aan de belastingdienst, dat binnen 36 maanden na het definitief vaststaan van de aanslag over het jaar van betaling wordt ingediend. Samenloop met de middelingsregeling is niet mogelijk.