14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU2770, 38815
De gemeente Hilversum stelde een baatbelasting in voor de financiering van de herinrichting van de binnenstad. Een doorgaande weg werd veranderd in een voetgangersgebied. Het omliggende bestaande voetgangersgebied werd in de herinrichtingsplannen betrokken. De bestaande bestrating werd vervangen door sierbestrating. Verder werden ook hier sierverlichting, straatmeubilair en groenvoorzieningen aangebracht. Een baatbelasting mag alleen worden geheven voor het aanbrengen of verbeteren van voorzieningen en niet voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden. Bepalend is of door de herinrichting een gebied in vergelijking met de voorafgaande toestand wezenlijk is veranderd. Wanneer zowel onderhoud als verbetering plaatsvindt, moeten voor toepassing van de baatbelasting de kosten worden gesplitst in onderhoudskosten en kosten van verbetering. Hof Amsterdam merkte het geheel aan werkzaamheden echter aan als het aanbrengen van voorzieningen, ondanks dat sprake was van het uitvoeren van (groot) onderhoud. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof. Ook ten aanzien van de berekening van rente ging het Hof in de fout. Het Hof was van oordeel dat de gemeente de renteberekening niet hoefde te beƫindigen aan het slot van een fase van het project. De rentederving wegens het tijdsverloop tussen het moment van voltooiing van de voorzieningen en de heffing van baatbelasting hoort niet tot de kosten van het tot stand brengen van voorzieningen en kan dus niet door middel van baatbelasting worden verhaald. De toerekening van financieringsrente moet worden gestopt bij de oplevering van een gedeelte dat gereed is voor het met de herinrichting beoogde gebruik. Hof Den Haag moet de zaak nu afdoen.