Tot wanneer kan verzoek overdracht basisaftrek worden gedaan?

8 december 2006 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAZ3869, 40929

Onder de wet IB 1964 was het onder voorwaarden mogelijk om bijdragen in het levensonderhoud van kinderen die ouder waren dan 27 jaar in aftrek te brengen. Een van de voorwaarden was dat het kind niet in aanmerking mocht komen voor overdracht van de zogenaamde basisaftrek. Om die reden wees de inspecteur de door een moeder geclaimde aftrek af. De bijdragen in het levensonderhoud hadden betrekking op haar zoon, die bij haar inwoonde. In de procedure die volgde onderschreef Hof Leeuwarden dit standpunt van de inspecteur. Bij de berekening van de belasting die de moeder moest betalen hield het Hof geen rekening met overdracht van de basisaftrek door de zoon omdat er geen verzoek daartoe was ingediend. Volgens de moeder zag het Hof over het hoofd dat een door haar en haar zoon ondertekend verzoek tot overdracht van de basisaftrek was gevoegd bij een brief aan het Hof. Dat verzoek trof de Hoge Raad niet aan bij de gedingstukken die de griffier van het Hof naar de Hoge Raad had gestuurd, maar dat het verzoek bij het Hof was ingediend viel niet uit te sluiten. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof omdat deze zonder nadere motivering op dit punt onbegrijpelijk was.