Twee aanslagen baatbelasting voor gesplitst pand

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN: AY5640, 04/00651

Ter financiering van een gedeelte van de aanleg van riolering in een gedeelte van een gemeente stelde de gemeente een baatbelasting in. Deze werd geheven van de eigenaren van onroerende zaken in het gedeelte van de gemeente waar de riolering werd aangelegd. Volgens de gemeentelijke verordening werd als een onroerende zaak onder meer aangemerkt een gedeelte van een gebouw dat blijkens indeling bestemd is om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Op grond van deze bepaling legde de gemeente aan de eigenaar van een onroerende zaak twee aanslagen op. De eigenaar gebruikte een deel van het pand als eigen woonhuis; het restant verhuurde hij. Het verhuurde deel had een eigen ingang en bestond uit een woonruimte, een keuken, een slaapkamer en sanitaire voorzieningen. Ook het zelfbewoonde deel beschikte over alle voorzieningen. Voor de toepassing van de Wet WOZ waren beide delen aangemerkt als afzonderlijke objecten. Hof Den Bosch was van oordeel dat de gemeente terecht was uitgegaan van afzonderlijke onroerende zaken. Dat de verwarmingsketel en de meterkast voor de gehele opstal zich bevonden in één van beide gedeelten vond het Hof niet van belang, evenmin als de aanwezigheid van een gang met een afsluitbare deur tussen beide gedeelten. Ook de wijze waarop de aansluiting op de riolering werd uitgevoerd was niet van belang voor het oordeel of de panden zelfstandig waren.