Twee besluiten over fiscale eenheid vennootschapsbelasting

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2004/647M; CPP2004/634M

In een tweetal besluiten heeft de staatssecretaris van Financiën vragen over de toepassing van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting beantwoord. De eerste vraag heeft betrekking op een subjectieve vrijstelling voor de vennootschapsbelasting. Als een BV een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet 1928 koopt, heeft dit tot gevolg, dat de BV subjectief is vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Als deze BV bij de aankoop van het landgoed onderdeel is van een fiscale eenheid leidt dit tot ontvoeging, omdat de BV geen belastingplichtige meer is voor de vennootschapsbelasting. Aan de eis, dat voor het bepalen van de winst bij beide onderdelen van de fiscale eenheid dezelfde bepalingen van toepassing zijn is niet voldaan.De tweede vraag heeft betrekking op fiscale eenheden met buitenlandse dochtermaatschappijen onder het regime zoals dat gold tot 1 januari 2003.Naar de mening van de staatssecretaris is de kans groot, dat die regeling in strijd was met het EG-verdrag. Daarom keurt hij goed, dat verzoeken om vorming van een fiscale eenheid met naar buitenlands recht opgerichte dochtermaatschappijen, die zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie worden gehonoreerd. Op grond van de letterlijke wettekst was dat niet mogelijk. Vanaf 1 januari 2003 is een fiscale eenheid met een buitenlandse vennootschap alleen mogelijk indien en voor zover deze een vaste inrichting heeft in Nederland. De fictie in de wet op de vennootschapsbelasting, dat een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd geldt met ingang van 1 januari 2003 niet meer voor toepassing van de fiscale eenheid. Dat betekent dat ook een naar Nederlands recht opgerichte maar feitelijk in het buitenland gevestigde vennootschap geen deel meer kan uitmaken van een fiscale eenheid. Het verschil in behandeling met een naar buitenlands recht opgerichte en in een andere EG-lidstaat gevestigde vennootschap ten opzichte van een naar Nederlands recht opgerichte en in een andere EG-lidstaat gevestigde vennootschap is daardoor opgeheven.