17 februari 2006 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AV1717, 41660
De belastingdienst legde naar aanleiding van op 11 en 15 maart 2003 uitgevoerde controles naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting op aan een autobedrijf omdat een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto zonder handelaarskenteken op de openbare weg stond. Beide naheffingsaanslagen hadden betrekking op een periode van een jaar voorafgaand aan de datum van controle. Dat betekende dat er op enkele dagen na een overlap van een jaar bestond tussen beide aanslagen. Hof Leeuwarden liet de eerste naheffingsaanslag in stand, maar verminderde de tweede tot een periode van vier dagen. Het Hof was van oordeel dat het niet in overeenstemming met de bedoeling van de wet kon zijn om bij eenmalige plaatsing van een tot de bedrijfsvoorraad behorende auto op de openbare weg met een tussenpoos van vier dagen van dezelfde houder twee maal de belasting na te heffen, berekend over een tijdsduur van twaalf maanden. Volgens de wet wordt de na te heffen belasting berekend over twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag waarop het gebruik van de weg wordt geconstateerd. Volgens de Hoge Raad moet het belastbare feit 'gebruik van de weg' worden opgevat als gebruik per kalenderdag. Er was op twee verschillende kalenderdagen geconstateerd dat er gebruik van de weg was gemaakt. Daarom mocht de inspecteur twee naheffingsaanslagen opleggen, die allebei betrekking hadden op een tijdsduur van twaalf maanden.