Tweede WOZ-beschikking vernietigd

7 februari 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNBA4981, 05/00552

De waarde van een onroerende zaak wordt volgens de Wet WOZ gesteld op de waarde die de zaak heeft op de waardepeildatum, in de staat waarin de zaak dan verkeert. De waarde wordt bij beschikking vastgesteld voor de duur van het geldende tijdvak. In geval van een tussentijdse waardeverandering, bijvoorbeeld door verbouwing, kan er een nieuwe beschikking worden afgegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak wordt bepaald naar de staat bij het begin van het kalenderjaar volgend op het jaar van de waardeverandering. Op zo’n nieuwe beschikking moet niet alleen het tijdstip met ingang waarvan de beschikking geldt worden vermeld, maar ook het tijdstip dat bepalend is voor de vaststelling van de staat van de onroerende zaak. In een voorkomend geval was naar het oordeel van Hof Den Bosch uit de beschikking niet op te maken naar welk tijdstip de staat van de onroerende zaak voor de waardering was beoordeeld. Het Hof vernietigde de beschikking omdat deze niet aan de daaraan gestelde eisen voldeed. Ook op andere gronden voldeed de beschikking niet. Volgens de belanghebbende was de verbouwing op de waardepeildatum al grotendeels afgerond. De gemeente had in ieder geval niet vastgesteld dat er in het tijdvak waarvoor de oorspronkelijke beschikking was afgegeven een verbouwing had plaatsgevonden. De op 7 januari 2003 door de gemeente gedane constatering dat de bouwactiviteiten waarvoor een bouwvergunning was verleend op die datum volledig gereed waren sloot de mogelijkheid, dat de bouwactiviteiten al op 1 januari 1999 waren beëindigd niet uit.