Uitgestelde rente was pas belast op moment van betaling

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU8540, 41370

Hof Amsterdam was van oordeel dat over het jaar 1998 bij een DGA vanwege de vordering die hij had op zijn BV een bedrag van ƒ 205.530 als inkomsten uit vermogen in aanmerking moet worden genomen. De DGA en de BV waren overeengekomen dat de rentevergoeding over de door de DGA verstrekte lening van ƒ 3.750.000 achteraf zou worden bepaald. In een dergelijke situatie kan wanneer de rentevergoeding onzakelijk is correctie pas plaatsvinden op het tijdstip van de daadwerkelijke betaling. Het Hof paste ten onrechte de wetsbepaling toe die betrekking heeft op het afzien van rente. Volgens de Hoge Raad was die bepaling niet van toepassing op uitgestelde rentebetalingen en had de wetgever er van afgezien om daarvoor een aparte wetsbepaling op te nemen.