14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN: AU8939, 04/2226 + 04/2227
Het UWV voerde in 1998 een looncontrole uit bij een werkgever en legde correctie- en boetenota’s op over de jaren 1993 tot en met 1997 omdat de beide directieleden verplicht verzekerd waren voor de werknemersverzekeringen. De procedure die de werkgever naar aanleiding hiervan instelde had niet het gewenste resultaat. Hangende de procedure verzochten de directieleden het UWV om hun arbeidsverhouding tot de werkgever te beoordelen. Het UWV achtte beide heren niet verplicht verzekerd wegens het ontbreken van een gezagsverhouding. De werkgever verzocht daarop het UWV de correctie- en boetenota’s in te trekken. Het UWV trok daarop het besluit waarin de directieleden niet verzekerd werden geacht in en wees het verzoek om intrekking van de correctie- en boetenota’s af. De rechtbank verklaarde de tegen deze besluiten ingestelde beroepen gegrond. Het UWV had volgens de rechtbank niet ten nadele van de werkgever mogen terugkomen van het eerdere, inmiddels onaantastbaar geworden besluit. In hoger beroep vernietigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank. Naar zijn oordeel was het besluit van het UWV waarin de directieleden als niet verplicht verzekerd werden aangemerkt onjuist of berustte het op een vergissing. Er had een verzoek om herbeoordeling gedaan moeten worden in plaats van een verzoek om beoordeling van de arbeidsverhouding. Volgens de Centrale Raad van Beroep was pas na het besluit op het verzoek om beoordeling gebleken dat de arbeidsverhouding al was beoordeeld. Daarom mocht het UWV het eerdere besluit herzien.