14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AP9613 Zaaknr: 38741
De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Bosch over een aantal navorderingsaanslagen inkomstenbelasting bevestigd. De navorderingsaanslagen waren opgelegd aan iemand, die samen met anderen criminele activiteiten had verricht. Vanwege het grote verschil tussen werkelijk genoten inkomen en het aangegeven inkomen was het Hof van oordeel, dat de man de vereiste aangifte niet had gedaan. Dat had tot gevolg, dat hij overtuigend moest bewijzen, dat de opgelegde aanslagen niet juist waren. Daarin slaagde hij volgens het Hof niet. Gelet op de door de inspecteur gemaakte berekeningen van de totale inkomsten vond het Hof de vastgestelde inkomens volgens de navorderingsaanslagen niet onredelijk.In cassatie betoogde de man, dat alleen over 1997 was vastgesteld dat hij een groot bedrag had ontvangen, zodat hij over 1996 en 1998 wel de vereiste aangifte zou hebben gedaan. Volgens de Hoge Raad heeft de man de uitspraak van het Hof niet goed gelezen. Voor alle jaren is bewezen, dat hij een groot bedrag niet heeft aangegeven.De inspecteur was bij zijn laagste schatting uitgegaan van het bedrag dat in het proces-verbaal van de politie is vermeld. Dat die bedragen in het jaar 1997 zijn ontvangen heeft niet tot gevolg, dat er niet meer ontvangsten zouden zijn geweest.