Vaststelling verkrijgingsprijs AB-aandelen met behulp van voor latere verkoop gebruikt rekenmodel

14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AP0297 Zaaknr: 01/01617

Het aanmerkelijk belangregime is met ingang van 1 januari 1997 gewijzigd. Deze wijziging had tot gevolg, dat aandelenpakketten, die voor die datum geen aanmerkelijk belang vormden omdat de daarvoor geldende drempel niet werd gehaald, wel een aanmerkelijk belang gingen vormen. Op de meerwaarde van de aandelen kwam door die wetswijziging een inkomstenbelastingclaim te rusten. Om te voorkomen, dat de waardevermeerdering, die voor 1 januari 1997 heeft plaatsgevonden, ook zou worden belast, diende de verkrijgingsprijs voor een aandelenpakket per die datum te worden vastgesteld. Als verkrijgingsprijs gold in die gevallen de waarde in het economische verkeer van de aandelen per 1 januari 1997. De inspecteur stelde de verkrijgingsprijs van een 25% belang in een houdstermaatschappij op € 1.525 (ƒ 3.361) per aandeel. De totale verkrijgingsprijs kwam daarmee op € 137.250 (ƒ 302.490). De aandeelhouder bepleitte een veel hogere verkrijgingsprijs. Hij baseerde zich daarbij op de verkoop door de medeaandeelhouders. Die verkoop vond plaats eind 1998 tegen een prijs van € 3.070 (ƒ 6.765) per aandeel. De verkoopprijs was de uitkomst van een rekenmodel. Met behulp van dat model berekende de aandeelhouder per 1 januari 1997 een waarde van € 2.804 (ƒ 6.180) per aandeel. Hof Amsterdam vond dat het rekenmodel als uitgangspunt voor de waardeberekening kon dienen, maar paste een correctie toe voor de in de berekening opgenomen winsten van 1997 en 1998. Daarmee kwam de verkrijgingsprijs op € 2.431 (ƒ 5.357) per aandeel en € 218.781 (ƒ 482.130) voor het pakket.