Vaststelling verrekenprijs Chinees inkoopkantoor

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBA0339, AWB 06/288

Ook gelieerde vennootschappen moeten onderling zakelijk handelen. Dat betekent dat voor de onderlinge prestaties (leveringen of diensten) zakelijke vergoedingen berekend moeten worden. Voor de vaststelling van een zakelijke vergoeding bestaan verschillende methoden, die uiteraard niet altijd tot dezelfde uitkomst leiden. Alleen al om die reden kan niet een willekeurige methode worden gebruikt om de onderlinge vergoeding vast te stellen. In navolging van de inspecteur van de belastingdienst was de rechtank Arnhem van mening dat voor een buitenlands inkoopkantoor van een Nederlands bedrijf de zogenaamde cost-plusmethode moest worden toegepast. Die methode houdt in dat op de kostprijs van de verrichte diensten een opslag (in dit geval 10%) wordt gezet. Het Nederlandse bedrijf betaalde in plaats daarvan een opslag van 10% over de inkoopwaarde die het inkoopkantoor aan de leveranciers betaalde. Dat leidde tot nettoresultaten van het inkoopkantoor van $ 38.378 in 2001 en van $ 304.150 in 2002. Het Nederlandse bedrijf wilde de zogenaamde cupmethode toepassen. Daarbij wordt de prijs voor goederen of diensten in een concerntransactie vergeleken met de prijs die wordt berekend voor vergelijkbare goederen en diensten die worden overgedragen in een vrije markttransactie. Gezien de verschillende functies van het inkoopkantoor voor het Nederlandse bedrijf ontbrak een reële vergelijkingsprijs en moest een andere methode worden gebruikt voor de vaststelling van de verrekenprijzen. De procedure had betrekking op een in China gevestigd inkoopkantoor dat door de Chinese belastingautoriteiten werd aangemerkt als een ‘representation office’. In 2001 kocht het inkoopkantoor uitsluitend voor het Nederlandse bedrijf in; in 2002 had een klein deel van de transacties betrekking op derden.