Veel te late aanvraag AOW-uitkering leidt slechts tot gedeeltelijke nabetaling

14 mei 2007 | Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | LJN-nummer: AO6218 Zaaknr: 02/2768 AOW

Een inwoner van Canada, geboren in 1928, verzocht in 2000 om een AOW-uitkering. De Sociale Verzekeringsbank kende hem een AOW-uitkering toe met ingang van 1999, hoewel hij in 1993 al 65 jaar was geworden. Volgens de wettelijke regeling wordt een uitkering met een terugwerkende kracht van maximaal een jaar vastgesteld. Bepalend voor de hoogte van zijn uitkering waren alleen de jaren waarin hij in Nederland had gewoond. De jaren, waarin hij in het voormalige Nederlands Indiƫ, waar hij was geboren, woonde en de jaren, waarin hij in het toenmalige Nederlands Nieuw Guinea woonde, telden niet mee voor de hoogte van de uitkering. De jaren vanaf zijn 15e verjaardag tot 1 januari 1957 (de datum van invoering van de AOW) tellen niet mee, omdat hij pas na die datum in Nederland kwam wonen. De te late indiening van het verzoek om een uitkering is veroorzaakt door onbekendheid met de AOW-regeling. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is dat geen bijzondere omstandigheid en is er geen aanleiding om de uitkering met meer dan een jaar terugwerkende kracht te laten ingaan.