14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU9512, 40692
Bij de verkrijging van een onroerende zaak moet de verkrijger overdrachtsbelasting betalen. Deze wordt geheven over de vergoeding die voor de overdracht van de verkrijger is bedongen. Dat uitgangspunt is ontleend aan een aantal arresten van de Hoge Raad, die alle betrekking hadden op een onderhandse verkoop. In geval van veilingkoop is een derde partij betrokken bij de totstandkoming van de verkoopovereenkomst, namelijk de veilingorganisatie. De rechten en verplichtingen van de drie partijen plegen te worden geregeld in de veilingvoorwaarden. Deze bepalen veelal dat het honorarium van de veilingnotaris en de kosten van de veilingorganisatie voor rekening van de koper komen. In geval van een vrijwillige veiling is het de verkoper geweest, die ervoor heeft gekozen om de onroerende zaak over te dragen onder de verplichting van de koper om de in de veilingvoorwaarden omschreven kosten te voldoen. Daaruit volgt naar het oordeel van de Hoge Raad dat die kosten onderdeel vormen van de tegenprestatie voor de verkrijging van de onroerende zaak en dus tot de grondslag voor de heffing van overdrachtsbelasting behoren.