14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AR5595, 02/04241
Een BV maakte deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. In de loop van 1998 werden de aandelen in de BV verkocht en geleverd aan een ander. De fiscale eenheid werd daardoor met terugwerkende kracht tot 1 januari 1998 verbroken. De verkoop en levering werd echter begin 1999 teruggedraaid. De BV was van mening, dat de overdracht van haar aandelen niet had plaatsgevonden, omdat de verkoop met een beroep op een bijzondere bepaling uit het Burgerlijk Wetboek was vernietigd en met terugwerkende kracht ontbonden. De bepaling uit het BW had betrekking op de handelingen voorafgaand aan faillissement. Hof Amsterdam was het daarmee niet eens. De verkoop en levering in 1998 was rechtsgeldig. De verkoop en levering werd in februari 1999 niet met terugwerkende kracht tenietgedaan, maar er was sprake van een ontbinding van die verkoop bij een latere overeenkomst. Die overeenkomst kan dan voor fiscale doeleinden niet terugwerken. Dat had tot gevolg, dat de BV in 1998 zelfstandig belastingplichtig was. Aan het einde van dat jaar verstrekte zij een lening aan haar aandeelhouder. Die verkeerde op dat moment in een zo slechte financiƫle positie, dat de verstrekte lening naar verwachting niet kon of zou worden afgelost. De lening moest worden aangemerkt als een onttrekking, omdat het bedrag van de lening het vermogen van de BV definitief had verlaten. De door de BV bepleite afwaardering van de vordering, voorzover deze uitging boven de rekening-courantschuld die de dochtermaatschappij had aan de moedermaatschappij, stond het Hof niet toe. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof inmiddels bevestigd.