Verdeling premie-inkomen in jaar waarin iemand 65 wordt geldt ook indien geen inkomen voor de 65e ve

9 september 2005 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AR5905, 40493

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Haag over de heffing van AOW-premie in het jaar waarin iemand 65 wordt vernietigd. Volgens het Hof mag geen premie AOW worden geheven van iemand, die in het jaar waarin hij 65 wordt uitsluitend inkomen heeft na zijn 65e verjaardag. Uitgangspunt van de Wet Financiering Volksverzekeringen is dat geen premie AOW is verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand waarin de verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt. De maatstaf voor de premieheffing volksverzekeringen is het premie-inkomen. Dit is het belastbare inkomen uit werk en woning volgens de Wet IB 2001. De pensioenuitkeringen die de belanghebbende heeft genoten na haar 65ste verjaardag worden toegerekend aan het gehele kalenderjaar 2001. Daardoor wordt een gedeelte van het inkomen in het jaar waarin de belanghebbende 65 jaar is geworden toegerekend aan de periode voor de 65e verjaardag. Over dat gedeelte van het inkomen is, ondanks het eerder genoemde wettelijke uitgangspunt, toch premie AOW verschuldigd. Voor verzekerden die in de loop van het jaar de leeftijd van 65 jaar bereiken kent de Uitvoeringsregeling premieheffing volksverzekeringen 1990 (hierna: Uitvoeringsregeling) een tijdsevenredige voorziening voor de vaststelling van het premietarief. Deze voorziening in de Uitvoeringsregeling is volgens het Hof uitsluitend bedoeld voor verzekerden die zowel voor als na het tijdstip van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar inkomsten hebben genoten. Toepassing van deze regeling is, nog steeds volgens het Hof, in strijd met de hogere wettelijke norm dat met ingang van de eerste dag van de maand waarin de verzekerde de leeftijd van 65 jaar bereikt geen premie AOW is verschuldigd. De wet biedt echter de mogelijkheid om bij ministeriƫle regeling nadere regels te stellen. Die mogelijkheid is benut door de hantering van een tijdsevenredig bepaald heffingspercentage. Deze regeling is volgens de Hoge Raad niet in strijd met de wet, maar vormt een uitwerking daarvan. De wet zelf kent geen regeling voor de tijdsevenredige bepaling van heffingspercentages. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Amsterdam.