Vergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag

22 februari 2007 | Overig | jurisprudentie | LJNBA8349,1172/06

Wegens een door de slechte bedrijfseconomische situatie noodzakelijke reorganisatie werd een 52-jarige werknemer na een dienstverband van ruim 15 jaar ontslagen zonder recht op een afvloeiingsregeling. De kantonrechter vond het ontslag kennelijk onredelijk en veroordeelde de werkgever tot betaling van een ontslagvergoeding van € 25.000 bruto. De werkgever was het met dit oordeel niet eens en ging in hoger beroep. Argumenten om geen vergoeding te betalen waren de slechte financiële toestand van de werkgever en het feit dat de ontslagen werknemer al snel weer een baan had gevonden. Hof Amsterdam maakte echter duidelijk dat bij de beoordeling van de gevolgen van ontslag moet worden uitgegaan van de op de ingangsdatum van het ontslag bestaande situatie. Op die datum had de werknemer alleen recht op een werkloosheidsuitkering. Gelet op de leeftijd van de werknemer en de marktomstandigheden kon niet verwacht worden dat hij snel weer aan de slag zou komen. Dat de werknemer na een relatief korte tijd een nieuwe - parttime - werkkring heeft gevonden mocht daarom niet worden meegewogen. Het Hof vond de door de kantonrechter vastgestelde vergoeding van € 25.000 redelijk. Het Hof vond dat de werkgever onvoldoende gegevens had aangevoerd om vast te kunnen stellen dat betaling van de vergoeding onevenredig belastend zou zijn voor de werkgever.