14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AY7699, 41864
Een vergoeding voor het gebruik van een lift is niet hetzelfde als een vergoeding voor het verkrijgen van toegang tot een pand. Het onderscheid is van belang voor de hoogte van het BTW-tarief. De eigenaar van een kerk stelde de kerktoren open voor bezoekers. Bezoek was gratis. De bezoekers konden de toren via een wenteltrap beklimmen om vervolgens vanaf een hoogte van 81 meter in de open lucht de omgeving te bekijken. Bezoekers die in plaats van de trap de lift wilden gebruiken betaalden wel een vergoeding. De eigenaar berekende over deze vergoeding omzetbelasting naar het verlaagde tarief. Volgens de wet is het lage tarief ondermeer van toepassing op het verlenen van toegang tot musea en tot attractieparken en dergelijke. Volgens Hof Arnhem was geen sprake van het tegen vergoeding verlenen van toegang tot de toren, maar van het tegen vergoeding gebruik maken van de lift. Een dergelijke prestatie valt onder het algemene tarief. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof bevestigd. Het Hof had het gebruik laten maken van de lift terecht als een op zichzelf staande dienst aangemerkt.