14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AT3988, 40517
Een ondernemer voor de omzetbelasting rekende een personenauto tot zijn bedrijfsvermogen. De BTW op deze auto bracht hij in aftrek. In verband met het privé-gebruik bracht hij op de laatste aangifte omzetbelasting van het jaar een correctie aan ƒ 1566,70. De ondernemer was van mening dat de verhoging van de correctie als gevolg van de hogere bijtelling voor privé-gebruik in de Wet IB 2001 in strijd was met de Zesde EG-richtlijn. Deze richtlijn verbiedt de uitbreiding van bestaande uitsluitingen van aftrek. Het Hof was van oordeel dat daarvan geen sprake was. Volgens de Hoge Raad is sinds de inwerkingtreding van de Zesde richtlijn de bedoeling om de aftrek van BTW uit te sluiten naar de mate van het privé-gebruik niet veranderd. Dat betekent dat er geen strijd is met de Zesde EG-richtlijn. Door de wijziging in de wet IB 2001 is de waarde van het privé-gebruik auto op een hoger bedrag gesteld, maar de uitsluiting van de aftrek bleef ook na die wijziging gerelateerd aan het werkelijke privé-gebruik. De uitspraak van het Hof bleef in stand.