Verhoging hypotheek niet geaccepteerd als eigenwoningschuld

14 februari 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJNBA4978, 05/00545

Iemand verhoogde de hypotheekschuld in het jaar 1999. Zijn aangifte inkomstenbelasting over dat jaar werd door de belastingdienst geautomatiseerd afgedaan en dus niet inhoudelijk beoordeeld. De extra hypotheekrente werd in dat jaar in aftrek toegelaten, maar dat berustte niet op een bewuste standpuntbepaling van de inspecteur. Bij de behandeling van de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2000 accepteerde de inspecteur de verhoging van de hypothecaire geldlening in 1999 niet als een schuld die was aangegaan voor de verbetering of het onderhoud van de eigen woning. Zowel de rechtbank als in hoger beroep het gerechtshof was van oordeel dat op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt was dat de inspecteur bij de regeling van de aanslag 1999 beschikte over kopieën van de overeenkomst van geldlening, van de hypotheekakte en van facturen en dat de inspecteur toen daadwerkelijk heeft onderzocht of het in 1999 geleende bedrag was besteed aan de eigen woning. Nu de inspecteur de aftrek over het jaar 2000 uitdrukkelijk had geweigerd kon de belanghebbende geen in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen aan door de staatssecretaris van Financiën bij de parlementaire behandeling van de Belastingherziening 2001 gedane uitlatingen. Die uitlatingen hadden betrekking op een onder de wet IB 1964 als eigenwoningschuld geaccepteerde schuld. De belanghebbende moest het bewijs leveren dat de verhoging van de geldlening was besteed aan de eigen woning.