Verhoging salaris DGA en aanpassing pensioenrechten waren niet onzakelijk

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AQ5365 Zaaknr: 02/04840

Een BV had twee werknemers. Dat waren de DGA en zijn echtgenote. De echtgenote was geen aandeelhouder van de vennootschap. De BV had een pensioentoezegging gedaan aan de DGA. In 1995 werd het salaris met terugwerkende kracht tot 1 januari 1994 fors verhoogd. Ook de eigen bijdrage van de DGA voor het pensioen ging flink omhoog. Aan de echtgenote werd ook een pensioen toegezegd. Daarvan was niet duidelijk of dit voor 1 januari 1995 was gedaan of daarna. Het belang daarvan lag in de mogelijkheid om het pensioen in eigen beheer te houden. Met ingang van 1 januari 1995 verwees de wet op de loonbelasting naar de pensioen- en spaarfondsenwet. Die wet stelt als eis voor eigen beheer, dat de pensioengerechtigde tenminste 10% van de aandelen heeft van de werkgever. Voor op 31 december 1994 bestaande pensioentoezeggingen gold een uitzondering op die eis. Omdat de BV niet kon bewijzen dat de pensioentoezegging aan de echtgenote voor 1 januari 1995 was gedaan, voldeed het pensioen niet aan de voorwaarden. De aanspraak behoorde tot het loon en de eigen bijdrage kwam niet in mindering op het loon. De opgelegde naheffingsaanslagen bleven voor dit gedeelte in stand. Ten aanzien van de pensioentoezegging aan de DGA was het Hof van oordeel dat het salaris na verhoging niet te hoog is en dat de daarop gebaseerde pensioengrondslag van ƒ 188.000 niet leidde tot een bovenmatig pensioen. De inspecteur heeft erkend dat het verhoogde salaris redelijk was en dat ook in eerdere jaren zou zijn geweest. De ongebruikelijk hoge eigen bijdrage (meer dan 50%) maakte de pensioenregeling niet onzakelijk. Het Hof was, anders dan de inspecteur, van mening, dat van inhouden van de eigen bedragen sprake is als het te betalen loon daarmee wordt verminderd. Een afzonderlijke vermelding van ingehouden bedragen in de salarisadministratie is niet vereist.De verplichting tot een eigen bijdrage in het pensioen was in strijd met het BW niet schriftelijk vastgelegd. Dat had niet tot gevolg, dat de DGA niet tot betaling verplicht zou zijn of zich daaraan zou kunnen onttrekken. De rechtshandeling kan uitsluitend ten behoeve van de vennootschap worden vernietigd en niet ten behoeve van de werknemer. Voor zover de naheffingsaanslagen betrekking hadden op de pensioenvoorziening van de DGA werden zij door het Hof vernietigd.