15 juli 2004 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2004/775M
Bij de invoering van de wet IB 2001 is er een zogenaamde geruisloze terugkeerregeling opgenomen, die het mogelijk moet maken om zonder directe belastingheffing de onderneming uit een BV te halen als deze door de aandeelhouders/natuurlijke personen wordt voortgezet. In een besluit uit 2002 heeft de staatssecretaris van Financiën een aanvullende regeling getroffen voor de situatie waarin de BV een schuld heeft aan de aandeelhouder(s). Omdat zo’n schuld niet kan bestaan binnen de onderneming van de aandeelhouder na de overname heeft de staatssecretaris goedgekeurd, dat de verkrijgingsprijs van de aandelen wordt opgehoogd met het bedrag van de schuld van de BV aan de voortzettende aandeelhouder. De belastingclaim na toepassing van de geruisloze terugkeer is dan niet hoger dan de belastingclaim vóór toepassing daarvan. Als de vordering van de aandeelhouder op de BV is afgewaardeerd ten laste van diens inkomen uit een werkzaamheid geldt de goedkeuring slechts voor de waarde in het economische verkeer van de vordering en niet voor de hogere nominale waarde.