14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN: AR4490, 03/01986
Een ondernemer, die zijn bedrijf heeft beëindigd, maakte gebruik van de mogelijkheid om een lijfrente aan te kopen. In geval van bedrijfsbeëindiging zijn er voor een lijfrentepremie ruimere aftrekmogelijkheden. Hij stelde zich in een procedure over de aanslag inkomstenbelasting over het betreffende jaar op het standpunt, dat de wettelijke regeling willekeurig is, omdat er bij de bepaling van de hoogte van de verhoogde lijfrenteaftrek géén rekening wordt gehouden met leeftijd, eventuele arbeidsongeschiktheid en er géén koppeling met de hoogte van het inkomen wordt gemaakt. Volgens Hof Arnhem kwam zijn stelling erop neer dat in geval van staking van een onderneming als gevolg van arbeidsongeschiktheid voor tenminste 45 procent, de wettelijke regelgeving had moeten voorzien in een nadere verfijning naar de mate van arbeidsongeschiktheid en de leeftijd. Het Hof heeft niet de bevoegdheid om de wettelijke regeling te wijzigen. Er is geen sprake van willekeur, omdat de regeling algemeen geldend is en gebruik maakt van in de wet zelf neergelegde, objectieve criteria.