14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNAW2214, 41917
Hof Den Bosch kwam, onder verwijzing naar een arrest van het Hof van Justitie EG uit 1998, tot het oordeel dat de verhuur van appartementen voor betrekkelijk korte tijd om buitenlandse werknemers te huisvesten, vergelijkbaar was met een hotelbedrijf. Het ontbreken van verdere dienstverlening dan de verhuur van de appartementen vond het Hof niet van belang, omdat het aannemelijk was dat de verhuurder bij het verschaffen van huisvesting aan buitenlandse werknemers in concurrentie trad met hotels en pensions. Het hotelbedrijf valt niet onder de vrijstelling van omzetbelasting die geldt voor de verhuur van onroerende zaken. Deze vrijstelling is gebaseerd op de Zesde EG-richtlijn. Volgens het Hof van Justitie EG moet is deze vrijstelling van toepassing op sectoren die op vergelijkbare wijze als het hotelbedrijf accommodatie verstrekken. Volgens de Hoge Raad gaat het dan om verblijfsruimte voor kort verblijf zonder dat de tijdelijke bewoner moet zorgen voor de inventaris. Voor de toepassing van de uitzondering op de vrijstelling van omzetbelasting is voldoende is dat met hotelbedrijven in concurrentie wordt getreden op dit terrein.