17 november 2006 | Hof Leeuwarden | jurisprudentie | LJNAZ2738,BK 1136/04
Voor de omzetbelasting geldt niet alleen de persoon die een bedrijf zelfstandig uitoefent als ondernemer, maar ook de persoon die een vermogensbestanddeel zodanig exploiteert dat het langere tijd opbrengsten oplevert. Behoudens de toepassing van eventuele vrijstellingen van omzetbelasting, zoals deze gelden voor de verhuur van onroerende zaken, moet een als ondernemer aangemerkte exploitant dus omzetbelasting in rekening brengen. De verhuur van een melkquotum is een belaste prestatie. Omdat de verhuur van melkquota meestal plaats vindt door landbouwers en landbouwers vrijgesteld zijn van omzetbelasting mag de verhuur van melkquota door landbouwers op grond van een Resolutie van het Ministerie van Financiƫn uit 1988 buiten de omzetbelasting worden gehouden. Op anderen is de Resolutie niet van toepassing. Dat gold ook voor de weduwe van een landbouwer, die na diens overlijden de verhuur van het melkquotum en de verpachting van landbouwgrond voortzette. Het door de landbouwer gedreven bedrijf, dat voor de inkomstenbelasting als onderneming gold, werd gestaakt bij diens overlijden. De inspecteur legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op die betrekking had op de bij de verhuur en de latere verkoop van het melkquotum ontvangen vergoedingen. Volgens Hof Leeuwarden was de weduwe ondernemer voor de omzetbelasting en terecht in de heffing van omzetbelasting betrokken voor de verhuur- en verkoopopbrengst van het melkquotum. De Resolutie was niet direct van toepassing en evenmin met toepassing van het gelijkheidsbeginsel. De situatie van de weduwe was niet vergelijkbaar met die van een landbouwer. De inspecteur ontkende het bestaan van begunstigend beleid op grond waarvan de Resolutie door niet-landbouwers kon worden toegepast. De weduwe beriep zich erop dat feitelijk niets was veranderd sinds het overlijden van haar man. Dat wees er volgens het Hof eerder op dat haar echtgenoot evenmin als landbouwer of veehouder had moeten worden aangemerkt.