14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBA3309, 41794
De gemeente Maastricht legde aan een van de bewoners van een studentenhuis een aanslag rioolrecht en een aanslag afvalstoffenheffing op die betrekking hadden op het gehele pand. De gemeentelijke belastingverordening kent een voorkeursvolgorde voor het opleggen van dergelijke aanslagen voor het geval er meer personen belastingplichtig zijn voor het zelfde pand. Als eerste moet dan de eigenaar/gebruiker van het pand in de heffing worden betrokken, vervolgens komt degene die het langst in het pand woont of dit gebruikt aan de beurt. De bewoner die in de heffing werd betrokken was van mening dat ook de eigenaar van het pand als gebruiker moest worden aangemerkt. De kelder van het pand was namelijk door de eigenaar gereserveerd voor de opslag van onderhoudsmiddelen om de gemeenschappelijke ruimtes van het pand te kunnen onderhouden. Volgens Hof Den Bosch is de opslag van onderhouds- en schoonmaakmiddelen onvoldoende om de eigenaar als gebruiker aan te kunnen merken. De Hoge Raad onderschrijft deze opvatting van het Hof. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof op andere gronden vernietigd. De belanghebbende meende dat hij er vanwege de gang van zaken in voorgaande jaren op mocht vertrouwen dat hij ook in dit jaar niet in de belastingheffing zou worden betrokken. Het Hof reageerde niet op deze stelling en motiveerde zijn uitspraak onvoldoende. De Hoge Raad heeft de zaak ter verdere behandeling verwezen naar Hof Arnhem.