4 juli 2008 | Overig | jurisprudentie | LJNBD4201, AWB 06/6345 IB/PVV
Ondernemers kunnen voor de bij verkoop van een bedrijfsmiddel behaalde winst door het vormen van een herinvesteringsreserve voorkomen dat direct belasting betaald moet worden over deze winst. De ondernemer moet dan wel het voornemen hebben om over te gaan tot herinvestering van de opbrengst. De herinvesteringsreserve wordt als eerste afschrijving geboekt ten laste van investeringen in bedrijfsmiddelen. Voor bedrijfsmiddelen met een lange afschrijvingstermijn zoals onroerende zaken geldt dat het afboeken ten laste van de herinvesteringsreserve alleen is toegestaan als de nieuwe bedrijfsmiddelen eenzelfde economische functie in de onderneming hebben als de verkochte bedrijfsmiddelen. De scheidingslijn tussen verkoop van het bedrijfspand en verkoop van het bedrijf is niet altijd heel duidelijk te trekken. Bij de verkoop van het bedrijfspand kan wel een herinvesteringsreserve worden gevormd, maar bij de verkoop van het bedrijf niet. Discussie doet zich nogal eens voor bij de verkoop van een horecabedrijf. Soms is sprake van een bedrijfsverplaatsing, maar vaak zal staking van het oude bedrijf het geval zijn, gevolgd door de start van een nieuwe onderneming. In dat laatste geval is de bij de verkoop van het bedrijf behaalde winst belast. Voorwaarde voor een bedrijfsverplaatsing is dat de aard van de onderneming (min of meer) hetzelfde is gebleven. Dat houdt in dat de klantenkring, het personeelsbestand en het dienstenaanbod gelijk zijn gebleven De rechtbank Den Haag oordeelde onlangs dat er te veel verschillen waren tussen het verkochte horecabedrijf en het gekochte horecabedrijf qua omzet, personeelsbestand, aard van de geleverde diensten, ligging en uitstraling. Het verkochte bedrijf lag in een overdekt winkelcentrum en trok vooral winkelend publiek. Het nieuwe bedrijf was gevestigd in een landelijk gelegen monumentaal pand en werd vooral bezocht door recreanten. Ondanks de geringe afstand tussen beide bedrijven was sprake van een geheel andere klantenkring. Van belang was ook dat de koper van het oude bedrijf niet alleen het pand maar ook de inventaris, de voorraad en de goodwill had gekocht en de exploitatie van het bedrijf had voortgezet. De rechtbank baseerde daarop het oordeel dat de oude onderneming door de verkoop was gestaakt.