31 maart 2006 | Hof Leeuwarden | jurisprudentie | LJN: AV8587, BK 805/04
In 1993 verkochten en leverden de ouders aan ieder van hun twee kinderen de onverdeelde helft van de ouderlijke woning onder voorbehoud van het recht van gebruik en bewoning tot het overlijden van de langstlevende. De koopsom voor de blote eigendom bedroeg ƒ 33.320; de waarde van de woning in het economische verkeer bedroeg op dat moment ƒ 110.000. In 2003 overleed een van de ouders. Bij het vaststellen van de aanslag successierecht verhoogde de inspecteur de aangegeven verkrijging met een bedrag dat betrekking had op de fictieve erfrechtelijke verkrijging van de woning. Volgens de Successiewet geldt als erfrechtelijke verkrijging hetgeen iemand heeft verkregen uit een rechtshandeling met de overledene ten laste van het vermogen van de overledene. Voorwaarde is dat de overledene tot zijn overlijden een recht van vruchtgebruik heeft gehad op het verkregen vermogensbestanddeel. Hof Leeuwarden was van oordeel dat de inspecteur de aangegeven belaste verkrijging terecht had verhoogd met de waarde van dat aandeel in de woning ten tijde van de rechtshandeling.