Verkoopopbrengst belegd in effectenportefeuille in afwachting van vervangende investering: geen onttrekking

14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AU8866, 05/808

Een eenmanszaak had als doelstelling het beleggen in en exploiteren van onroerende zaken. De ondernemer verkocht in 1999 alle onroerende zaken en vormde een vervangingsreserve voor de daarmee behaalde boekwinst. De ontvangen liquide middelen werden in een effectenportefeuille belegd. De ondernemer leed in 2000 een verlies op de effectentransacties van ruim ƒ 900.000. De belastingdienst stond niet toe dat het verlies ten laste van de winst uit onderneming werd gebracht, hoewel de ondernemer de effectenportefeuille tot zijn ondernemingsvermogen rekende. De rechtbank Leeuwarden was van oordeel dat de onderneming ondanks de verkoop van alle onroerende zaken niet was gestaakt. De ondernemer had vanaf het moment van de vervreemding van de onroerende zaken steeds het voornemen tot vervanging daarvan gehad. Daar leidde de rechtbank uit af dat de effectenportefeuille was bestemd om uitvoering te geven aan het vervangingsvoornemen. De ondernemer had de bij de vervreemding van de onroerende zaken vrijgekomen liquide middelen of de daarmee aangekochte effectenportefeuille niet aan het ondernemingsvermogen ontrokken. De rechtbank vond niet van belang dat voor de effectentransacties gebruik werd gemaakt van een bestaande effectenrekening van de echtgenoot van de ondernemer. De rechtbank verminderde het belastbare inkomen met het verlies op de effectentransacties.