Verkrijgingsprijs agrarische grond met bouwbestemming

2 oktober 2009 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBJ8549, 08/00302

Bij de overgang van vermogensbestanddelen van het ondernemingsvermogen naar het privévermogen van een ondernemer moet het verschil tussen de werkelijke waarde van het vermogensbestanddeel en de boekwaarde daarvan tot de winst worden gerekend.
Een agrarisch ondernemer verplaatste na een grondruil zijn bedrijf. De ondernemer mocht op het bij de ruil verkregen perceel een woning bouwen. Hij rekende de daarvoor benodigde grond tot zijn privévermogen. De ondernemer stelde de waarde van deze grond aanvankelijk op ƒ 5.625. Dat was de waarde van de grond bij de bestemming cultuurgrond. De waarde als bouwgrond bedroeg ƒ 90.000. Het verschil tussen de waarde als bouwgrond en de waarde als cultuurgrond rekende de belastingdienst tot de winst uit onderneming. Hof Arnhem oordeelde dat de ondernemer in het kader van het drijven van zijn onderneming in staat werd gesteld om de grond inclusief de bouwkavel te verkrijgen. Alle grond, inclusief de bouwkavel, was daarom bij de verkrijging ervan onderdeel van het ondernemingsvermogen. Het hof zag geen reden om de waarde van de bouwkavel op het moment van verkrijging op een ander bedrag te stellen dan de voor de ruilverhouding voor het gehele perceel gehanteerde waarde als cultuurgrond van ƒ 7,50 per m². Het hof wees de later door de ondernemer ingenomen stelling, dat de verkrijgingsprijs van de bouwkavel ƒ 90.000 bedroeg, als onvoldoende onderbouwd af.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. In het algemeen heeft grond met een agrarische bouwbestemming een hogere waarde dan cultuurgrond. Uit de voor de ruilverhouding gehanteerde prijs van ƒ 7,50 per m² voor het gehele perceel kon niet worden afgeleid dat de waarde van de bouwkavel ook ƒ 7,50 per m² bedroeg. In ieder geval had het hof moeten onderbouwen hoe de waarde van de bouwkavel op het tijdstip van verkrijging kon toenemen van ƒ 7,50 tot ƒ 120 per m².