30 oktober 2006 | Overig | jurisprudentie | LJNAZ3344, AWB 06/453
Het bedrijfspensioenfonds van een concern was een van omzetbelasting vrijgestelde ondernemer. Het pensioenfonds maakte gebruik van de diensten van vermogensbeheerders voor het beheer van de beleggingen. Nederlandse vermogensbeheerders brachten over hun vergoeding omzetbelasting in rekening; buitenlandse vermogensbeheerders deden dat niet omdat er een verleggingsregeling van toepassing was. Het bedrijfspensioenfonds had over deze vergoedingen omzetbelasting moeten aangeven en voldoen, maar had dat nagelaten. De inspecteur legde een naheffingsaanslag op om dat te corrigeren. Het pensioenfonds bestreed de naheffingsaanslag. De rechtbank Breda merkte de diensten van vermogensbeheerders aan als bancaire en financiƫle verrichtingen. De plaats van dienst is de plaats waar de afnemer is gevestigd. Dat betekent dat de diensten in Nederland werden verricht en Nederlandse omzetbelasting over deze diensten was verschuldigd. Het pensioenfonds meende dat de diensten van de vermogensbeheerders konden worden aangemerkt als collectief vermogensbeheer, waarvoor een vrijstelling geldt. In Luxemburg geldt deze vrijstelling ook voor pensioenfondsen. In Nederland geldt deze vrijstelling alleen voor vermogens van beleggingsfondsen en -maatschappijen. Deze vrijstelling is bedoeld om het beleggen van effecten via beleggingsinstellingen voor kleine beleggers mogelijk te maken. De vrijstelling is naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing in deze situatie. Dat bracht de rechtbank tot de slotsom dat het pensioenfonds omzetbelasting verschuldigd was over de door de buitenlandse vermogensbeheerders in rekening gebrachte vergoedingen. Het pensioenfonds meende recht te hebben op aftrek van een gedeelte van de omzetbelasting als voorbelasting. De wet geeft de mogelijkheid voor de aftrek van voorbelasting op vrijgestelde diensten als de afnemer buiten de EU woont. Het pensioenfonds wilde deze mogelijkheid toepassen in verband met de vrijgestelde verkoop van beleggingen aan buiten de EU gevestigde brokers. De rechtbank oordeelde dat deze mogelijkheid niet gold voor het pensioenfonds omdat de aan- en verkoop van beleggingen geen activiteit in het economische verkeer was van het pensioenfonds, maar direct voortvloeide uit de eigendom van deze zaken.