20 maart 2006 | Overig | jurisprudentie | LJNBA7717, AWB 05/1529
Wanneer een aanslag aanvankelijk te laag is vastgesteld kan de belastingdienst een navorderingsaanslag opleggen. Dat moet wel binnen de wettelijke termijn van vijf jaar gebeuren. In plaats van de termijn van vijf jaar geldt een termijn van 12 jaar wanneer te weinig belasting is geheven over een buitenlands inkomens- of vermogensbestanddeel. De belastingdienst legde met toepassing van de verlengde termijn een navorderingsaanslag vermogensbelasting op aan iemand die volgens de belastingdienst een bankrekening in Zwitserland aanhield. De belastingdienst beschikte over informatie waaruit zou blijken dat de persoon in kwestie in ieder geval eind 2003 een bankrekening in Zwitserland had. De belanghebbende had over die bankrekening een vragenbrief gekregen van de belastingdienst. Hij beantwoordde de vragenbrief echter niet. Volgens de belastingdienst was vanwege het niet beantwoorden van de vragenbrief de wettelijke straf van omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing. De belanghebbende ontkende dat de bankrekening van hem was. De bankrekening zou van zijn zoon zijn. De belastingdienst slaagde er vervolgens niet in om aannemelijk te maken dat de bankrekening in 1992 op naam van de belanghebbende stond. De rechtbank vernietigde daarom de navorderingsaanslag.