9 april 2004 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN-nummer: AO7335 Zaaknr: 39427
Een BV sloot met haar DGA optiecontracten. De BV leed daarmee in 1999 een verlies van ruim ƒ 700.000. Hof Amsterdam accepteerde dit verlies niet als een zakelijke last van de BV omdat een zakelijke vergoeding ontbrak voor de optiecontracten. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, omdat het oordeel onbegrijpelijk is. Uit de gedingstukken kan niet worden afgeleid dat geen zakelijke vergoeding is betaald voor het aangaan van de optieovereenkomsten en het tussentijds beëindigen daarvan. Het oordeel van het Hof, dat de BV is benadeeld door de optiecontracten is niet begrijpelijk. Bij het aangaan van de opties en het tussentijds beëindigen daarvan kan niet worden voorzien wat het waardeverloop van de optie zal zijn, respectievelijk zou zijn geweest. Alle goede en slechte kansen van de optie zitten in de (zakelijke) vergoeding daarvoor. Hetzelfde geldt bij een (zakelijke) vergoeding in verband met een voortijdige beëindiging van het contract. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Den Haag.