14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AU3116, 38118
Iemand had bezwaar tegen de hem opgelegde aanslag verontreinigingsheffing. Een van de bezwaren betrof de rechtsgeldigheid van de heffing over het jaar 2001 omdat het Waterschap subsidies had verleend aan twee grote bedrijven op basis van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren. Deze subsidieverlening was volgens de belanghebbende in strijd met Europese mededingingsregelgeving. De belanghebbende meende dat de subsidieverlening een steunmaatregel was die werd getroffen door het uitvoeringsverbod van het EG-verdrag. Dat verbod had volgens hem ook betrekking op het opleggen van de verontreinigingsheffing als onderdeel van de steunmaatregel. De Hoge Raad was het met dat betoog niet eens. Uit arresten van het Hof van Justitie EG volgt dat heffingen slechts onder het uitvoeringsverbod vallen wanneer zij deel uitmaken van een steunmaatregel. Daartoe is vereist dat nationale regelgeving voorschrijft dat de opbrengst van de heffing voor de financiering van de steun moet worden gebruikt. Een dergelijk dwingend bestemmingsverband bestond in dit geval niet. Het opleggen van de verontreinigingsheffing viel niet onder het uitvoeringsverbod van het EG-verdrag.