14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AV3053, 40340
Een bedrijf dat sauzen produceerde werd voor verontreinigingsheffing over de jaren 1996, 1997 en 1998 ingedeeld naar de vervuilingswaarde voor snackbedrijven volgens een door het Hoogheemraadschap opgestelde tabel van afvalwatercoëfficiënten, omdat er geen meting van de vervuiling van het door het bedrijf geproduceerde afvalwater had plaatsgevonden. Hof Amsterdam verminderde overeenkomstig deze indeling vastgestelde aanslagen. Nadat het bedrijf in 1999 een extra reinigingsfase van het afvalwater had ingelast vond meting van de verontreiniging plaats. De daarbij verkregen gegevens leidden tot voorlopige aanslagen over de jaren 1999 en 2000 berekend naar 60 respectievelijk 72 vervuilingseenheden. Toepassing van de eerdergenoemde tabelpost zou hebben geleid tot 1800 en 2257 vervuilingseenheden. Het Hof was van oordeel dat de definitie van snackbedrijf en de vaststelling van de afvalwatercoëfficiënt voor producenten van sauzen niet zorgvuldig tot stand was gekomen. Voor het bedrijf in kwestie was gezien de verschillen in geconstateerde en berekende vervuilingswaarde sprake van een onredelijke en willekeurige belastingheffing. Volgens de Hoge Raad mocht uit de omstandigheid dat na meer dan twintig jaren niet meer kon worden vastgesteld op welke meetgegevens de rangschikking in de tabel was gebaseerd niet worden afgeleid dat de beslissing niet op zorgvuldige wijze was genomen. De meetgegevens uit 1999 konden niet worden gebruikt om aan te tonen dat de indeling volgens de tabel voor de jaren 1996 tot en met 1998 onjuist was of tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing hadden geleid. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens voor zover deze betrekking had op de verhoging die in de aanslag over 1998 was begrepen wegens te late indiening van het aangiftebiljet. Het opleggen van een verhoging was met ingang van 1998 niet meer mogelijk.