14 mei 2007 | Overig | jurisprudentie | LJN: AY8582, AWB 05/638
De opbrengst van beleggingen wordt sinds de invoering van de Wet IB 2001 belast in box 3. In uitzondering op deze hoofdregel valt het rendabel maken van vermogensbestanddelen door deze ter beschikking te stellen aan een verbonden persoon, die een onderneming drijft, onder de terbeschikkingstellingsregeling van box 1. Dat geldt ook voor het ter beschikking stellen aan een bloedverwant in de rechte lijn van de belastingplichtige, indien de terbeschikkingstelling in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijk is. Veelal zal de inspecteur zich op de ongebruikelijkheid beroepen. In een procedure voor de rechtbank Den Haag beriep de belastingplichtige zich op de ongebruikelijkheid van de terbeschikkingstelling. De procedure had betrekking op de verpachting van landbouwgrond, de verhuur van een woning en de bedrijfsgebouwen en de verstrekking van een rekening-courantkrediet aan een zoon van de belastingplichtige. Op zich waren die transactie niet ongebruikelijk. Volgens de rechtbank waren de verschillen tussen de overeengekomen condities en de gebruikelijke condities zo groot, dat deze zelfs in een ouder/kindrelatie niet normaal en zakelijk waren. De zoon hoefde slechts pacht, huur en rente te betalen wanneer hij winst behaalde en over voldoende liquiditeiten beschikte. De normale pacht over 2000 zou tenminste € 2.400 bedragen in plaats van het ontvangen bedrag van € 1.090. Een normale huur voor de woning en de bedrijfsgebouwen zou in 2002 tenminste € 12.000 hebben bedragen tegen een werkelijk betaalde huur van € 4.809. De rechtbank was van oordeel dat de verpachting van de landbouwgrond, de verhuur van de woning en de bedrijfsgebouwen en de kredietverstrekking aan de zoon een in het maatschappelijke verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling vormden.