Verplaatsen leiding niet gericht op ontgaan dividendbelasting

8 april 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJNBA5011, 04/01966

De belastingdienst legde een naheffingsaanslag dividendbelasting op aan een BV. In verband met de verhuizing van de DGA naar de Nederlandse Antillen in 1995 besloot de algemene vergadering van aandeelhouders de feitelijke leiding van de BV te verplaatsen naar de Nederlandse Antillen. De DGA verkocht in 1996 alle aandelen in de BV aan een door hem opgerichte Antilliaanse NV, waarna de BV haar winstreserves uitkeerde aan de NV. De BV keerde de reserves vervolgens uit aan de DGA. De belastingdienst baseerde de naheffingsaanslag dividendbelasting op de Belastingregeling voor het Koninkrijk. Volgens deze regeling is de vestigingsplaats de plaats waar de werkelijke leiding is gevestigd tenzij de werkelijke leiding naar de Nederlandse Antillen of Aruba is verplaatst om de heffing van dividendbelasting onmogelijk te maken. Voor de beantwoording van de vraag of het onmogelijk maken van de heffing van dividendbelasting doorslaggevend is geweest voor de verplaatsing van de werkelijke leiding is niet van belang of met de verplaatsing werd beoogd een voordeel te behalen voor de vennootschap of voor degenen die het besluit tot verplaatsing feitelijk hebben genomen. Als de zetelverplaatsing ook zou zijn uitgevoerd zonder het oogmerk om dividendbelasting te vermijden had de belastingdienst niet de mogelijkheid om een naheffingsaanslag op te leggen. De belastingdienst vond het geringe tijdsverloop tussen de zetelverplaatsing en de dividenduitkering voldoende om aan te nemen dat het ontgaan van dividendbelasting de doorslaggevende reden voor de zetelverplaatsing was. De BV voerde aan dat bij de keuze voor zetelverplaatsing ook andere factoren een rol speelden. Hof Arnhem vond de motieven van de DGA voor zijn verhuizing van belang voor de beoordeling welke motieven een rol speelden bij de verplaatsing van de leiding van de BV. De DGA zou bij de verkoop van de aandelen in de BV in Nederland een aanzienlijk bedrag aan inkomstenbelasting hebben moeten betalen. Door zijn verhuizing naar de Nederlandse Antillen voorkwam hij dat. Het Hof vond deze besparing al een meer dan bijkomstige reden om te verhuizen naar de Nederlandse Antillen. Het Hof vond om die reden aannemelijk dat de DGA ook zou zijn verhuisd bij afwezigheid van een oogmerk verband houdende met dividendbelasting en vernietigde de naheffingsaanslag.