14 mei 2007 | Hof Arnhem | jurisprudentie | LJN-nummer: AF2701 Zaaknr: 00/01401
Onder de wet inkomstenbelasting 1964 was de rente van schulden aftrekbaar van het inkomen. Bepalend voor het jaar, waarin de aftrek kon worden toegepast, was het tijdstip van betaling. Een van de manieren waarop betaling plaats kon vinden was verrekening met vorderingen, die de schuldenaar had op de schuldeiser. De directeur-grootaandeelhouder van een BV had schulden aan de BV, waarover hij rente moest betalen. De rente moest ieder jaar op 31 december worden betaald. De BV gaf hem recht op een tantième. Hij deelde aan de BV mee, dat de rente, die hij moest betalen aan de BV met de uitbetaling van het tantième kon worden verrekend. Het tantième werd op 20 december van een jaar uitbetaald. Volgens de inspecteur kon een dergelijke verrekening niet plaatsvinden als de rentevordering, die de BV op de directeur had, niet opeisbaar was. Hof Arnhem is van oordeel, dat verrekening moet worden bezien vanuit de positie van de betaler. De directeur was niet verplicht al op 20 december de rente te betalen, maar hij had wel de bevoegdheid om dat te doen. Daarom stond verrekening hem civielrechtelijk vrij.