Verschuldigd successierecht hoort in box 3 in aftrek te komen

14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN: AX6723, 04/04678

Het inkomen uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4 % van het gemiddelde vermogen. Het vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. De peildata voor de bepaling vna het vermogen zijn 1 januari en 31 december van een kalenderjaar. Bestaande belastingschulden tellen niet mee bij het bepalen van het vermogen. Dat vormt een inbreuk op de algemene aftrekbaarheid van schulden bij het bepalen van het vermogen en dus op de berekening van de rendementsheffing. De wetgever heeft zich ter rechtvaardiging van dit onderscheid beroepen op doelmatigheidsredenen. Voor de berekening van inkomstenbelasting vindt Hof Amsterdam dat nog wel acceptabel, maar voor het successierecht niet. Gegeven de omvang van een erfrechtelijke verkrijging is de berekening van het verschuldigde successierecht niet al te moeilijk en is er geen redelijke grond om een dergelijke schuld niet mee te nemen terwijl de volledige verkrijging wel als bezitting wordt meegenomen. Volgens het Hof zou de rechter zelf een regeling kunnen treffen voor dit rechtstekort. Omdat de Staatssecretaris van Financiƫn inmiddels een aanpassing van de huidige regeling heeft aangekondigd doet het Hof echter niets. Het ingestelde beroep kan niet leiden tot vermindering van de aanslag en is dus ongegrond.