14 mei 2007 | Hof Amsterdam | jurisprudentie | LJN-nummer: AO6214 Zaaknr: 03/02209
De aandelen van een BV werden in 1998 verkocht. Voor de verkoop van de aandelen had de BV haar beleggingspanden verkocht. Het boekjaar van de BV liep van 1 april tot 31 maart. De BV wilde een vervangingsreserve vormen voor de verkoopwinst op de panden. De koper had in de akte van levering van de aandelen laten opnemen, dat de aan te stellen directie het voornemen tot vervanging van de panden had. Dat voornemen is nodig om een vervangingsreserve te mogen vormen. De koper was als grote belegger actief in de onroerend goedsector. Er werden door de koper regelmatig aan- en verkooptransactie van beleggingspanden gedaan. Bij de levering van de aandelen had de BV geen enkele materiele bezitting. Volgens het Hof staat niet vast, dat de directie van de BV op de balansdatum een vervangingsvoornemen had. Niet relevant is of de aandeelhouder een dergelijk voornemen heeft of aanwijzingen aan de directie heeft gegeven. Vanwege het ontbreken van een vervangingsvoornemen verklaarde het Hof het beroep ongegrond.