4 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJNBA4296, 41154
Volgens Hof Leeuwarden konden kosten van vertegenwoordiging niet worden gerekend tot de aftrekbare kosten van ziekte en invaliditeit als bedoeld in de Wet IB 1964. Volgens het Hof was niet aannemelijk dat deze kosten geneeskundig of heelkundig van aard waren. Voor zover het zou gaan om vervoerskosten van een cliëntvertegenwoordiger vielen de kosten niet onder de als ziektekosten aftrekbare vervoerskosten. De Hoge Raad vindt de opvatting van het Hof te beperkt. Uitgaven voor vervoer dat in rechtstreeks verband staat met het verkrijgen van geneeskundige hulp zijn aftrekbaar. Dat geldt ook voor de kosten van vervoer van iemands vertegenwoordiger mits aan de voorwaarde van een rechtstreeks verband met het verkrijgen van geneeskundige hulp is voldaan. Daarvan is sprake wanneer een vertegenwoordiger de belastingplichtige vergezelt op een reis naar een arts of naar de plaats waar de belastingplichtige een medische behandeling ondergaat, maar ook wanneer een vertegenwoordiger alléén een dergelijke reis maakt ter uitvoering van zijn taak als vertegenwoordiger.