Verzekeringsplicht bij buitenlands werk voor Nederlandse werkgever

14 mei 2007 | Hoge Raad | jurisprudentie | LJN: AS5797, 40390

Een in Nederland wonende werknemer werkte van 10 april tot en met 30 juni 1999 in opdracht van zijn in Nederland gevestigde werkgever in Brazilië. Vanaf 1 juli 1999 was hij in loondienst van een in de Verenigde Staten gevestigde werkgever, voor wie hij ook in Brazilië werkte. Volgens Hof Den Haag was de werknemer tot en met 30 juni premieplichtig in Nederland. Het Hof baseerde zijn oordeel op het Besluit Uitbreiding en Beperking Kring van Verzekerden. Dat besluit bevatte een bepaling, waardoor werknemers die langer dan drie maanden in het buitenland werken niet in Nederland verzekerd zijn, tenzij de werkgever in Nederland is gevestigd. De duur van de werkzaamheden in het buitenland was voldoende voor de werknemer om niet verzekerd te zijn, maar zolang hij in dienst was van een Nederlandse werkgever bleef hij verzekerd in Nederland. Sinds 1 januari 1999 geldt een gewijzigde versie van het besluit. Verzekeringsplicht in Nederland bestaat volgens dat besluit bij buitenlandse werkzaamheden alleen indien deze uitsluitend voor een Nederlandse werkgever worden verricht. De Nota van toelichting bij het nieuwe besluit maakte niet duidelijk waarom het woord 'uitsluitend' was toegevoegd. Volgens de Hoge Raad was het niet de bedoeling van de besluitgever om in Nederland wonende werknemers van de volksverzekeringen uit te sluiten gedurende de periode waarin zij alleen uit hoofde van een dienstbetrekking met een in Nederland gevestigde werkgever in het buitenland werkzaamheden verrichtten. De Hoge Raad bevestigde daarmee de uitspraak van Hof Den Haag.