Voor herinvesteringsreserve is niet de feitelijke maar de gebruikelijke afschrijvingsduur van belang

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | publicatie | DGB 2003-05403

In een brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris van Financiën aan, dat voor de toepassing van de herinvesteringsreserve niet de individuele afschrijvingstermijn voor een bedrijfsmiddel relevant is maar de gebruikelijke afschrijvingstermijn voor een dergelijk bedrijfsmiddel. Aanleiding voor deze brief is gelegen in de behandeling van melkquota, waarvoor tot 1 januari 2004 een afschrijvingstermijn van 8 jaar gold. Sinds die datum geldt 1 april 2015 als einddatum voor de afschrijving. Dat heeft tot gevolg, dat in een aantal gevallen een afschrijvingstermijn van meer dan 10 jaar ontstaat. De herinvesteringsreserve die is gevormd bij verkoop van een bedrijfsmiddel waarvan de afschrijvingstermijn korter is dan 10 jaar kan niet worden afgeboekt op de aanschaf van een bedrijfsmiddel met een langere afschrijvingstermijn. Het is wel mogelijk om de herinvesteringsreserve die is gevormd bij verkoop van een bedrijfsmiddel met een afschrijvingstermijn van meer dan 10 jaar af te boeken op de aankoop van een bedrijfsmiddel met een kortere afschrijvingstermijn.