Voor vermogensaftrek mag fictieve vordering op vaste inrichting wegens leveringen worden meegeteld

14 mei 2007 | Hof Den Bosch | jurisprudentie | LJN-nummer: AE8355 Zaaknr: 00/03176

In het verleden hadden ondernemers recht op de vermogensaftrek. Deze bedroeg 1% van het binnenlands eigen vermogen op 1 januari van een jaar en kwam in mindering op de winst. Bij een onderneming met een vaste inrichting in het buitenland was de bepaling van het eigen vermogen voor de berekening van de vermogensaftrek punt van geschil. Het vermogen van de vaste inrichting hoort weliswaar tot het vermogen van de onderneming, maar telt niet mee voor de bepaling van de vermogensaftrek. Daarvoor wordt alleen het vermogen van de hoofdvestiging als uitgangspunt genomen. Vanuit de hoofdvestiging waren goederen overgebracht naar de vaste inrichting. Deze waren door de vaste inrichting nog niet geheel betaald. Het niet betaalde deel werd als vordering van de hoofdevestiging aangemerkt. Op grond van de zelfstandige benadering van onderneming en vaste inrichting, zoals die voor de winstbepaling geldt, was dat terecht. Vanwege de betaaltermijn, die tweemaal zolang was als bij andere afnemers, heeft het Hof de helft van de vordering meegenomen bij de bepaling van het vermogen voor de vermogensaftrek.