14 mei 2007 | Ministerie van Financiƫn | wetswijziging | WDB 2002-736 M
Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het wetsvoorstel tot aanpassing van het regime van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting zijn vragen gesteld, waar de staatssecretaris in de Nota naar aanleiding van het Verslag op ingaat. Een van de vragen is of de temporisering van aftrek van betaalde rente door een fiscale eenheid aan een buitenlandse moeder, wanneer die rente bij de moeder niet of beperkt is belast, alleen geldt bij speciale constructies of ook bij een reguliere overnameholding. Volgens de staatssecretaris is het bereik van de bepaling ruimer dan die constructies, maar geldt de bepaling niet voor de geldlening ter financiering van een kapitaalstorting in een gevoegde dochter, die de kapitaalstorting gebruikt voor de aanschaf van bedrijfsmiddelen.Een tweede vraag betreft de toepassing van de sanctiebepaling, die leidt tot belastingheffing wanneer kort voor het verbreken van de fiscale eenheid vermogensbestanddelen zijn verschoven in het geval van overdracht van een pensioenvoorziening, waarvan de waarde in het economische verkeer lager is dan de fiscale boekwaarde. De staatssecretaris heeft gezegd, dat de sanctiebepaling van toepassing is. Verder zal in de wet duidelijker worden opgenomen wat de duur is van de termijnen, die moeten verstrijken voor verbreken van de fiscale eenheid om de sanctie niet van toepassing te laten zijn.Daarnaast wordt ingegaan op het bezitsvereiste wanneer niet alle aandelen in bezit van de moeder zijn. Vereist is 95% juridische en economische eigendom van alle aandelen van de dochter. Wanneer juridische en economische eigendom niet tegelijk worden verkregen, mag voor de aanvang van de fiscale eenheid aangesloten worden bij het tijdstip van verkrijging van de economische eigendom, als dat niet meer dan 5 werkdagen voor de juridische verkrijging ligt. De staatssecretaris is niet bereid die termijn te verlengen.