27 februari 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJNBA8769, BK-05/00373
Een maatschap exploiteerde een bedrijfspand. Op het moment van de aankoop was het pand voor lange tijd verhuurd. De maatschap besteedde het onderhoud voor een periode van 10 jaar uit aan een BV, waarvan een van de maten de enige aandeelhouder was. De maatschap betaalde een bedrag van ƒ 463.943 voor de overname van de onderhoudsverplichtingen. Hof Den Haag was van oordeel dat de maten dit bedrag niet als onderhoudskosten in aftrek konden brengen op hun inkomen. Bij het sluiten van de overeenkomst was er onvoldoende zicht op de onderhoudswerkzaamheden die in de komende tien jaren verricht zouden moeten worden. Ten tijde van de betaling van de afkoopsom voor onderhoudskosten in 1999 waren de omvang en het tijdstip van te maken onderhoudskosten van het pand zo onzeker dat daarvan geen contante waarde kon worden bepaald. De afkoopsom was niet meer dan een onvoldoende onderbouwde schatting van de in de toekomst te maken kosten. Het Hof was daarom van oordeel dat de afkoopsom geen betaling van onderhoudskosten was en dus niet voor aftrek in aanmerking kwam. Hof Den Bosch kwam in een vergelijkbare situatie tot eenzelfde oordeel.