Voorziening voor bijdrage exploitatie zwembad op recreatiepark toegestaan

14 mei 2007 | Hof Den Haag | jurisprudentie | LJN-nummer: AP1774 Zaaknr: BK-04/00002

Een ondernemer kan ten laste van zijn winst een voorziening vormen voor toekomstige uitgaven, wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan. Die voorwaarden zijn, dat: 1. De uitgaven worden veroorzaakt door feiten, die zich in de periode voor de balansdatum hebben voorgedaan;2. De uitgaven aan die periode zijn toe te rekenen en3. Er een redelijke zekerheid is, dat de uitgaven in de toekomst zullen worden gedaan.Als niet aan alle voorwaarden is voldaan kan geen voorziening worden gevormd. Als voorwaarde voor de bouw van een bungalowpark had de gemeente gesteld, dat er een zwembad zou worden gebouwd, dat lonend geëxploiteerd moest worden. De gemeente verstrekte daartoe een bijdrage. De exploitant van het bungalowpark rekende een deel van de verkoopopbrengst van iedere bungalow toe aan het te bouwen zwembad. De kopers waren op de hoogte van het geplande zwembad, maar de bouw daarvan was niet met hen overeengekomen. Naargelang de verkoop van de bungalows vorderde reserveerde de exploitant een deel van de verkoopopbrengst van de bungalows. Vorming van die voorziening werd door Hof Amsterdam niet toegestaan, omdat met de bouw van het zwembad in die jaren nog niet was begonnen en een toekomstig exploitatietekort dus niet aan die jaren kon worden toegerekend. De Hoge Raad is het met het oordeel van het Hof niet eens. Er bestaat wel degelijk een samenhang tussen de verkoop van de bungalows en de realisatie van het zwembad. Omdat er bij de kopers van de recreatiebungalows verwachtingen zijn gewekt dat een zwembad zou worden gebouwd, moet er van uitgegaan worden dat het verkoopresultaat van de recreatiebungalows mede is behaald door die verwachtingen. Bij de winstbepaling over de verkopen in jaren voordat met de bouw van het zwembad is begonnen mag rekening worden gehouden met die gewekte verwachtingen. Hof Den Haag was van oordeel, dat per verkochte woning in 1997 en 1998 een bedrag van f 10.000 aan deze verwachtingen kan worden toegerekend. De exploitant was aanvankelijk van dat bedrag per woning uitgegaan, maar stelde zich vervolgens op het standpunt, dat door stijgende kosten van de bouw van het zwembad per woning f 20.000 resp. f 30.000 moest worden gepassiveerd. Het hof stelde vast dat bij de kopers de verwachting is gewekt dat een zwembad zou worden gerealiseerd en dat het met de verkoop van de bungalows behaalde resultaat gedeeltelijk is behaald door die verwachtingen. Niet van belang vond het Hof dat de exploitant geen verplichtingen is aangegaan of dat voor het gebruik van het zwembad afzonderlijk zal moeten worden betaald. De exploitant mag een passiefpost vormen ter grootte van 32 verkochte woningen maal ƒ 10.000 is ƒ 320.000 voor het jaar 1997 en 40 verkochte woningen maal ƒ 10.000 is ƒ 400.000 voor het jaar 1998. De aanslagen werden dienovereenkomstig verminderd.