14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP 2003/1402M
In een vraag- en antwoordbesluit geeft de staatssecretaris van Financien een toelichting op de afdrachtverminderingen in de loonbelasting en premieheffing.1. Het toetsloon voor de afdrachtvermindering lage lonen hoeft niet herleid te worden wanneer de werknemer wegens ziekte een dag geen loon heeft ontvangen. Het overeengekomen aantal arbeidsuren is bepalend.2. Voor de bepaling van de deeltijdfactor in een loontijdvak moet gekeken worden naar het aantal uren waarover in dat tijdvak loon verschuldigd is, gedeeld door 36. Overuren worden daarom betrokken in de maand van betaling en niet noodzakelijkerwijs in de maand waarin zij gemaakt zijn.3. Een arbeidsgehandicapte werknemer in de zin van de Wet op de reïntegratie arbeidsgehandicapten en een werknemer in de zin van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW-er) worden voor toepassing WVA gelijkgesteld met een langdurige werkloze. Toch mag voor hen de (per 1 januari 2003 afgeschafte) afdrachtvermindering langdurig werklozen niet worden toegepast als er geen “verklaring langdurig werkloze” is.4. De afdrachtvermindering scholing-non profit mag niet gedaan worden op basis van schattingen gevolgd door een eindafrekening. De afdrachtvermindering moet verwerkt worden in het aangiftetijdvak waarin de kosten zijn gemaakt.5. De verhoging van de afdrachtvermindering scholing-nonprofit voor werknemers van 40 jaar en ouder mag niet worden toegepast naar rato van het personeelsbestand maar geldt alleen voorzover de kosten aanwijsbaar zijn gemaakt voor werknemers van 40 jaar of ouder.6. De scholingskosten die bij scholing in eigen beheer zijn toe te rekenen aan een docent in loondienst worden bepaald door het werkelijk genoten jaarloon van de docent te delen door het aantal gewerkte uren. De scholingskosten bestaan nu uit het uurloon vermenigvuldigd met het feitelijke aantal lesuren van de docent.7. Bij de berekening van de afdrachtvermindering kinderopvang moet het door de werkgever betaalde bedrag voor kinderopvang worden verminderd met een eventuele eigen bijdrage van de werknemer.8. Ook als de werkgever de kinderopvang zelf verzorgt moet aan de gestelde kwaliteitseisen zijn voldaan om recht te hebben op de afdrachtvermindering kinderopvang.9. Voor toepassing van de afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof geldt dat de mogelijkheid tot dergelijk verlof voor tenminste 75% van de werknemers open moet staan. Die eis geldt ook wanneer een groot deel van de werknemers min of meer incidenteel werkt. Wel mogen werknemers die doorgaans gedurende minder dan 8 uren per week of gedurende minder dan 1 maand per jaar werkzaam zijn worden uitgesloten. Het 75%-criterium geldt voor de werknemers die niet zijn uitgesloten.10. Als in een tijdvak meer S&O-loon wordt uitbetaald dan waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven kan voor het meerdere de afdrachtvermindering S&O niet worden toegepast. Doorschuiven van dat loon naar een volgende periode is niet toegestaan, ook al wordt de S&O-verklaring in die periode niet volledig benut.11. Wel mag, als één S&O-verklaring, die betrekking heeft op twee projecten, is afgegeven aan een werkgever, geschoven worden binnen de projecten, zolang het totale bedrag van de verklaring niet wordt overschreden.12. Voor de afdrachtvermindering arbo is bepalend of het bedrijfsmiddel is opgenomen in de Arbolijst van het jaar waarin de verplichting is aangegaan of de voortbrengingskosten zijn gemaakt.