Vraag- en antwoordbesluit nieuw regime fiscale eenheid vennootschapsbelasting

14 mei 2007 | Ministerie van Financiën | besluit | CPP2003/1917M

Met ingang van 1 januari 2003 is de regeling van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting gewijzigd. In een besluit geeft de staatssecretaris van Financien antwoord op vragen uit de praktijk. Het onder het oude regime bestaande beleid met betrekking tot optieregelingen wordt voortgezet. Voor het bestaan van een fiscale eenheid moet aan de bezitseis zijn voldaan. Dat betekent, dat de moedermaatschappij tenminste 95% van de aandelen in de dochtermaatschappij moet hebben. Een optierecht op aandelen heeft geen invloed op de bezitseis als aan de volgende voorwaarden is voldaan:- het optierecht heeft betrekking op nieuw uit te geven aandelen in de dochtermaatschappij;- het optierecht is uit zakelijke overwegingen verstrekt;- de uitoefening van het optierecht staat niet van tevoren vast;- aan de voorwaarden voor het bestaan van een fiscale eenheid is voldaan.Als door de uitoefening van het optierecht het aandelenbezit van de moeder daalt beneden 95% is de fiscale eenheid verbroken.De staatssecretaris keurt goed, dat aandelen met bijzondere rechten als een benoemingsrecht worden gelijkgesteld met gewone aandelen om te voorkomen dat geen fiscale eenheid mogelijk is. Dat geldt ook voor aandelen die naast een benoemingsrecht een lagere nominale waarde hebben tenzij deze aandelen recht hebben op een hoger winstaandeel.Voor transacties met vermogensbestanddelen binnen een fiscale eenheid gelden sancties als binnen een termijn van zes jaar na de transactie de fiscale eenheid wordt verbroken. In bijzondere gevallen wordt de termijn verkort tot 3 jaar. Die termijnverkorting geldt ook voor juridische fusies waarbij op grond van het civiele recht geen aandelen worden uitgegeven. Een kasgeldvennootschap kan in een fiscale eenheid worden opgenomen als de aandelen in die vennootschap niet als voorraad worden gehouden. Als binnen 12 maanden na de opname in een fiscale eenheid de aandelen worden verkocht is de fiscale eenheid nooit tot stand gekomen. De moedermaatschappij moet de discount bij aankoop en de upcount bij verkoop tot de winst rekenen.Het beleid met betrekking tot aanloopverliezen wordt voortgezet onder het nieuwe regime. Goedgekeurd wordt dat binnen een onder het oude regime tot stand gekomen fiscale eenheid de verrekening van aanloopverliezen, die zijn geleden over boekjaren vóór 1995 als volgt plaats vindt.Aanloopverliezen van een maatschappij worden eerst verrekend volgens de bepalingen betreffende voorvoegingsverliezen. Het niet verrekende deel is verrekenbaar met de som van de winsten van de maatschappijen die tenminste gedurende 8 jaar onafgebroken deel hebben uitgemaakt van de fiscale eenheid waartoe de maatschappij met de aanspraak op aanloopverliezen ook behoort. Zijn er meer maatschappijen met aanspraak op verrekening van een in hetzelfde jaar geleden aanloopverlies dan vindt de verrekening plaats naar verhouding van ieders aanloopverlies.Het bovenstaande geldt slechts zo lang een dochtermaatschappij deel uitmaakt van de fiscale eenheid.